Anna schrijft

Verwonderingen en observaties, korte verhalen en columns

Bekende grond

In 2011, een jaar na ons trouwen, kochten Bastiaan en ik ons eerste huis in Deventer.

Na een aantal bezichtigingen kwamen we een monumentaal pandje tegen aan de rand van de binnenstad dat de woningbouwvereniging verkocht. Het stond te koop voor €125.000,- wat in deze tijd ondenkbaar is, en er was een beste verbouwing nodig om er wat moois van te maken.

Zo zat er een systeemplafond in, oude elektra en alleen een gaskachel. We kregen een bouwdepot voor de verbouwing en zo hadden wij onze eerste hypotheek te pakken voor ons schattige huisje, vlakbij de IJssel. We vertelden het goede nieuws aan onze ouders en toen zij voor het eerst kwamen kijken zei mijn moeder dat ze het idee had dat haar moeder van Urk, mijn bessien*, hier ook dichtbij gewoond had. Ze had in Deventer korte tijd de verpleegster-opleiding gedaan en zat in de kost bij een mevrouw die in deze wijk woonde. We vonden het wel erg toevallig.

De tijd verstreek, mijn bessien overleed, 76 jaar oud – ze had altijd al een broze gezondheid. Wij kregen twee kinderen, en het huisje, waar we nog steeds gek op waren, werd toch te klein voor ons viertjes.

De kasten puilden uit; ik schaamde mij diep toen onze kraamverzorgster na de geboorte van Lotte een keer een kast opende en de inhoud op zich af zag vliegen. De sfeer in de straat werd grimmiger door het pand ertegenover waar een drugslab bleek te zitten. Ook waren we niet zo blij met onze buren: studenten die tot diep in de nacht konden gamen en er een gewoonte van maakten om de deur keihard dicht te laten vallen als ze terugkwamen van uitgaan, en de sigarettenlucht die zo het babykamertje inwaaide. Nog in mijn kraambed besloten we dat het tijd was om iets anders te zoeken. Met Lotte in de draagdoek en peuter Guusje aan onze hand keken we naar een aantal huizen, maar het was het allemaal net niet, of we waren te laat met bieden. We besloten het weer even uit te stellen, eerst maar even rust, wennen aan de nieuwe gezinssituatie, en ach, een gesprekje met de buurjongens kon wellicht ook nog helpen? Een klein jaar verder ging het weer kriebelen, hadden we een gesprek met een financieel adviseur en kreeg ik eindelijk een vast contract.

Er was één huis dat ik al eerder had gezien, maar ver boven ons budget lag. Ter inspiratie sloeg ik het destijds op in mijn favorieten. Ik weet nog goed dat we op vakantie op Terschelling waren en ik Funda weer opende en zag dat het huis dat al enige tijd te koop stond gezakt was in prijs.

Vanaf het vakantieadres belden we onze aankoopmakelaar of hij direct bij thuiskomst een afspraak wilde inplannen voor de bezichtiging. We liepen naar binnen en waren op slag verliefd. De lichtinval door de gigantische ramen die op een etalage leken, de grote tuin en potentie van het huis voelden heel goed. Het was een jaren ‘50 huis, waar de eerste bewoonster tot haar dood had gewoond; het was voor het laatst geüpdatet in de jaren ‘70. Denk groene keuken en badkamer, lagen met bloemetjesbehang, schrootjes, enkelglas, verouderd stucwerk en overal beige hoogpolige vloerbedekking. De makelaar waarschuwde ons dat er veel moest gebeuren, wij vonden het sfeervol en zagen het helemaal voor ons.

Na een paar spannende weken, waarin het nog aan alle kanten rammelde, kregen we het verlossende telefoontje van onze aankoopmakelaar en de bank. Ons bod was geaccepteerd en de hypotheek rond. We zouden binnen Deventer verhuizen, nog dichter bij de school waar Guusje zou starten na haar 4e verjaardag.

Ons mooie karakteristieke huisje ging de verkoop in. Het was in een mum van tijd verkocht, we maakten er zelfs winst op! Wat heel fijn was, want er stond ons een flinke verbouwing te wachten en hierdoor konden we ook een nieuwe keuken plaatsen. In de tussentijd lieten we natuurlijk onze ouders dit nieuwe huis zien, alleen van de buitenkant want we hadden nog geen sleutel. Mijn moeder gluurde over de muur van de tuin en draaide zich om, ze keek zo op het oude ziekenhuisterrein, dat binnenkort gerenoveerd en verbouwd zou worden, met woningen. Ineens zei ze: ‘An, weet je wel hoe bijzonder dit is?’ Ik begreep niet waar ze op doelde. ‘Je bes heeft hier gewerkt, in dit ziekenhuis! Je gaat wonen schuin tegenover het oude ziekenhuis waar zij heeft rondgelopen.’

Toen we er eenmaal woonden, nu precies 5 jaar geleden, liepen we af en toe een rondje in de buurt. Het rondje werd als vanzelf een rondje om het oude ziekenhuis. Het is precies een leuk wandelingetje om even een kwartiertje buiten te zijn. Ik heb het zien veranderen, de afgelopen jaren.

Inmiddels wonen er nieuwe gezinnen in de woningen om het ziekenhuis heen. Het ziekenhuis zelf wordt nog verbouwd en is bijna niet meer te zien achter de nieuwbouwhuizen. Ik heb er gewandeld, gestept, gerend en gefietst met de kinderen toen dat het enige uitje van de dag was gedurende de coronapandemie. En ook toen ik slecht in mijn vel zat, zoekende was. Het mooie is: de oude bomen, zoals de treurwilg, die zijn blijven staan. Het zijn dezelfde bomen die mijn bessien ook gezien heeft. Bomen, diepgeworteld in de grond die er elk seizoen weer anders uitzien, maar rotsvast blijven staan. Mijn geschiedenis staat daar en ik voeg er zelf weer nieuwe verhalen aan toe.

Het voelt goed, om af en toe dat rondje te lopen en de aanwezigheid van mijn bessien even te voelen. Ik fantaseer dat ze in haar jonge jaren door de gangen liep, op weg naar een patiënt. Of onder de boom zat in haar pauze, in het uniform dat haar prachtig stond! Wat had ze het leuk gevonden dat haar kleindochter en achterkleindochters daar nu schuin tegenover wonen en af en toe een rondje lopen op dezelfde grond.

*Bessien is een andere naam voor ‘oma’ op Urk. Je noemt daar de opa een bèbe. Net zoals in Friesland je pake en beppe zegt.