‘Ik moet even kijken’ zegt Guusje als we aan tafel onze borden bijna leeg hebben gegeten. Met een half opgegeten wrap in haar hand rent ze naar het raam toe aan de straatkant van ons huis. ‘Een vogel werd aangereden’, zegt Guusje. En dan krimpt haar lijf ineen en slaakt ze een kreet. ‘Ik denk dat hij nu dood is, Er reed nu een auto óver hem heen.’
Ik vraag of ze even naar buiten wil om te kijken. ‘Mag dat?’ ‘Ja, tuurlijk.’
‘Kan je hem er dan afhalen, zodat er niet nog een auto over hem heen rijdt?’ Vraag Guusje.
Ik denk na, dit kan niet met blote handen, dus ik grijp de gele schoonmaakhandschoenen uit het keukenkastje. Guusje staat al met haar laarzen aan klaar om naar buiten te gaan. ‘Mam, snel!’ zegt ze.
Lotte en Bastiaan staan ondertussen bij het raam te kijken.
Het moet een komisch gezicht zijn, het is een warme dag. Daar staan we dan, allebei in onze korte spijkerbroek. Ik met een wit hemdje erboven en slippers eronder, Guusje een geel t-shirt met bloemetjes en zwarte paardrijdlaarzen. En als kers op de taart trek ik de gele keukenhandschoenen aan. Zo staan we op de stoep naar de vogel te kijken. Ik probeer ondertussen een plan te verzinnen.
‘Snel mam! Er komt alweer een auto’ zegt Guusje.
‘Sorry, we moeten even wachten tot deze auto voorbij is’ zeg ik.
Ons beide lijf krimpt ineen, we horen een smakkend geluid. Weer reed er een auto over de vogel heen. Ik kijk achterom en zie Bastiaan lachen en denk bij mijzelf ‘wat een soap is dit weer’.
Ik loop nu naar de vogel toe en zie dat zijn ogen uitpuilen en er al wat bloed te zien is. ‘Hij is dood Guusje’ zeg ik. ‘Oh nee er komt weer een auto’ roep ik! En snel ga ik naar de stoep toe.
‘Mam, hierna moet je hem echt weghalen hoor!’ Zegt Guusje.
‘Ik ga een poging doen’ zeg ik.
Ik loop weer naar de vogel en probeer in te schatten hoe ik hem het beste kan optillen. Dan probeer ik hem op te pakken, maar zodra ik, het nog warme, lijfje voel spring ik weer naar achteren. Ik kijk wanhopig naar Bastiaan die nog achter het raam staat en gebaar dat hij moet helpen.
Bastiaan komt eraan, met Lotte in zijn kielzog. Hij pakt de handschoenen van mij over en tussendoor horen we weer een smak en krimpen ineen omdat er nogmaals een auto overheen rijdt. Hij pakt de vogel aan één vleugel beet en slingert hem de berm naast een boom tussen de laan in.
Lotte is bij me op de stoep komen staan en zegt: ‘Nu kan zijn familie hem ook vinden’.
Guusje steekt de straat over en gaat bij de vogel kijken, ze loopt om de boom heen tot ze bij hem staat. Ze blijft even bij hem staan en steekt dan weer over naar de stoep. ‘Het valt wel mee hoor mam. Zijn ogen zitten er nog wel een beetje in.’
Lotte vraagt: ‘wat gebeurd er nu met de vogel?’
Ik zeg: ‘Hij wordt door kleine beestjes opgegeten, zo wordt zijn lichaam door de natuur weer opgeruimd’.
‘Niet door een grote hond? Want die lopen daar ook’ zegt Lotte.
‘Nee, ik denk dat het echt alleen kleine beestjes zullen zijn.’
‘Oh gelukkig’ zegt Lotte
‘Lotte wil jij niet even kijken naar de vogel’ zegt Guusje.
‘Nee’ zegt Lotte
‘Waarom niet? Toen papa zijn tante dood was wilde je wel 3 keer in de kist kijken. Dat was veel enger, toen durfde ik niet.’
‘Maar die had geen bloed’ zegt Lotte.
